plaveien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plavei | plaveide | heb geplaveid |
jij, je, u | plaveit | plaveide | hebt geplaveid |
hij, zij, het | plaveit | plaveide | heeft geplaveid |
wij | plaveien | plaveiden | hebben geplaveid |
jullie | plaveien | plaveiden | hebben geplaveid |
zij, ze | plaveien | plaveiden | hebben geplaveid |
PresensBeta
Example presens sentences for Plaveien with some of the pronouns.
- Ik plavei de oprit van mijn huis.
- Jij plaveit de straat met stenen.
- Hij/Zij plaveit het terras in de tuin.
- Wij plaveien de wandelpaden in het park.
- Jullie plaveien de weg naar het strand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Plaveien with some of the pronouns.
- Ik plaveide de oprit van mijn huis.
- Jij plaveide de straat met stenen.
- Hij/Zij plaveide het terras in de tuin.
- Wij plaveiden de wandelpaden in het park.
- Jullie plaveiden de weg naar het strand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Plaveien with some of the pronouns.
- Ik heb de oprit van mijn huis geplaveid.
- Jij hebt de straat met stenen geplaveid.
- Hij/Zij heeft het terras in de tuin geplaveid.
- Wij hebben de wandelpaden in het park geplaveid.
- Jullie hebben de weg naar het strand geplaveid.