pekken

Conjugations List of Pekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpekpekteheb gepekt
jij, je, upektpektehebt gepekt
hij, zij, hetpektpekteheeft gepekt
wijpekkenpektenhebben gepekt
julliepekkenpektenhebben gepekt
zij, zepekkenpektenhebben gepekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Pekken with some of the pronouns.

  • Ik pak de boeken uit mijn tas.
  • Jij pakt een appel van de tafel.
  • Hij pakt zijn sleutels en vertrekt.
  • Wij pakken de trein naar Amsterdam.
  • Zij pakken hun jassen aan en gaan weg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pekken with some of the pronouns.

  • Vroeger pakte ik altijd de bus naar school.
  • Toen jij binnenkwam, pakte ik snel mijn spullen.
  • Hij pakte gisteren de verkeerde koffer op het vliegveld.
  • Wij pakten vorige week een taxi naar het feest.
  • Zij pakten elkaars hand vast en liepen samen naar buiten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pekken with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken uit mijn tas gepakt.
  • Jij hebt een appel van de tafel gepakt.
  • Hij heeft zijn sleutels gepakt en is vertrokken.
  • Wij hebben de trein naar Amsterdam gepakt.
  • Zij hebben hun jassen aangepakt en zijn weggegaan.