pezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pees | peesde | heb gepeesd |
jij, je, u | peest | peesde | hebt gepeesd |
hij, zij, het | peest | peesde | heeft gepeesd |
wij | pezen | peesden | hebben gepeesd |
jullie | pezen | peesden | hebben gepeesd |
zij, ze | pezen | peesden | hebben gepeesd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pezen with some of the pronouns.
- Ik pees elke dag om fit te blijven.
- Jij peest hard tijdens de training.
- Hij/zij peest langzaam en gestaag.
- Wij pezen gezamenlijk aan dit project.
- Zij pezen heel snel door de opdrachten heen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pezen with some of the pronouns.
- Vroeger peesde ik altijd met veel enthousiasme.
- Jij peesde langzaam maar gestaag aan je conditie.
- Hij/zij peesde vorig jaar nog in hetzelfde team.
- Wij peesden intensief gedurende de zomermaanden.
- Zij peesden rustig en ontspannen in het park.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pezen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gepeesd om mijn doelen te bereiken.
- Jij hebt al vaak genoeg gepeest voor deze wedstrijd.
- Hij/zij heeft zijn hele leven hard gepeest.
- Wij hebben samen aan dit project gepeesd.
- Zij hebben snel en efficiƫnt gepeest.