pietepeuteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pietepeuter | pietepeuterde | heb gepietepeuterd |
jij, je, u | pietepeutert | pietepeuterde | hebt gepietepeuterd |
hij, zij, het | pietepeutert | pietepeuterde | heeft gepietepeuterd |
wij | pietepeuteren | pietepeuterden | hebben gepietepeuterd |
jullie | pietepeuteren | pietepeuterden | hebben gepietepeuterd |
zij, ze | pietepeuteren | pietepeuterden | hebben gepietepeuterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pietepeuteren with some of the pronouns.
- Ik pietepeuter over de juiste woordkeuze.
- Jij pietepeutert altijd met je eten.
- Hij pietepeutert graag aan zijn fiets.
- Zij pietepeuteren met de kleuren van het schilderij.
- Wij pietepeuteren over de details van het plan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pietepeuteren with some of the pronouns.
- Vroeger pietepeuterde ik vaak met mijn speelgoed.
- Toen jij jonger was, pietepeuterde je altijd aan je haar.
- Hij pietepeuterde regelmatig aan zijn bril.
- Zij pietepeuterden vroeger met elkaar over alles.
- In mijn jeugd pietepeuterden wij veel met computers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pietepeuteren with some of the pronouns.
- Ik heb gepietepeuterd over mijn sollicitatiebrief.
- Jij hebt altijd gepietepeuterd aan je kleding.
- Hij heeft gepietepeuterd aan de motor van zijn auto.
- Zij hebben gepietepeuterd met de opstelling van het team.
- Wij hebben gepietepeuterd over de prijs van de vakantie.