pillen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pil | pilde | heb gepild |
jij, je, u | pilt | pilde | hebt gepild |
hij, zij, het | pilt | pilde | heeft gepild |
wij | pillen | pilden | hebben gepild |
jullie | pillen | pilden | hebben gepild |
zij, ze | pillen | pilden | hebben gepild |
PresensBeta
Example presens sentences for Pillen with some of the pronouns.
- Ik pil elke dag mijn medicijnen.
- Jij pilt de pillen voor het slapengaan.
- Hij/zij/het pilt de medicatie volgens het voorschrift.
- Wij pillen de vitamines in de ochtend.
- Jullie pillen de supplementen na het sporten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pillen with some of the pronouns.
- Vroeger pilde ik altijd mijn medicatie.
- Jij pilde de pillen regelmatig in het verleden.
- Hij/zij/het pilde de medicijnen toen hij ziek was.
- Wij pilden vroeger de vitamines niet.
- Jullie pilden de supplementen niet tijdens de vakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pillen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren de pillen ingenomen.
- Jij hebt de medicijnen al geslikt.
- Hij/zij/het heeft de pillen juist gebruikt.
- Wij hebben de vitamines genomen voordat we vertrokken.
- Jullie hebben de supplementen al opgebruikt.