pivoteren

Conjugations List of Pivoteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpivoteerpivoteerdeheb gepivoteerd
jij, je, upivoteertpivoteerdehebt gepivoteerd
hij, zij, hetpivoteertpivoteerdeheeft gepivoteerd
wijpivoterenpivoteerdenhebben gepivoteerd
julliepivoterenpivoteerdenhebben gepivoteerd
zij, zepivoterenpivoteerdenhebben gepivoteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pivoteren with some of the pronouns.

  • Ik pivotpeer elke dag in de sportschool.
  • Jij pivoteert graag tijdens het dansen.
  • Hij/Zij/Het pivotteert soepel op de fiets.
  • Wij pivoteren samen op het basketbalveld.
  • Zij pivoteren met precisie in het theaterstuk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pivoteren with some of the pronouns.

  • Ik pivo-tee-de vroeger tijdens mijn gymnastieklessen.
  • Jij pivot-eerde altijd gracieus op het ijs.
  • Hij/Zij/Het pivot-eerde moeiteloos door het verkeer.
  • Wij pivot-eerden door het bos tijdens onze wandelingen.
  • Zij pivo-tee-den enthousiast op de muziek van de DJ.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pivoteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepivoteerd tijdens de wedstrijd gisteren.
  • Jij bent al eens eerder gepivoteerd, toch?
  • Hij/Zij/Het heeft al vaker gepivoteerd in dit gebied.
  • Wij hebben net gepivoteerd op het podium.
  • Zij zijn al meerdere keren gepivoteerd in deze oefening.