plensregenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | null | null | null |
jij, je, u | null | null | null |
hij, zij, het | plensregent | plensregende | heeft geplensregend |
wij | null | null | null |
jullie | null | null | null |
zij, ze | null | null | null |
Presens
Example presens sentences for Plensregenen with some of the pronouns.
- Het regent plens.
- Het plenst van de regen.
- Wanneer het plensregent, blijf ik liever binnen.
- Plensregenen is typisch Nederlands.
- Tijdens het plensregenen draag ik altijd mijn regenjas.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Plensregenen with some of the pronouns.
- Het plensregende gisteren de hele dag.
- Toen ik buiten kwam, begon het direct te plensregenen.
- Vroeger plensregende het vaak tijdens onze vakanties.
- Terwijl we naar huis liepen, begon het plotseling te plensregenen.
- Toen ik jong was, vond ik het heerlijk om in de plassen te springen als het plensregende.
Perfectum
Example perfectum sentences for Plensregenen with some of the pronouns.
- Het heeft geplenst vandaag.
- Ik ben doorweekt geraakt omdat het zo heeft geplensregend.
- De straten waren nat na de hevige plensbuien die hebben plaatsgevonden.
- Het is al dagen aan het geplensregend.
- Heeft het bij jullie ook zo geplensregend?