poëtiseren

Conjugations List of Poëtiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpoëtiseerpoëtiseerdeheb gepoëtiseerd
jij, je, upoëtiseertpoëtiseerdehebt gepoëtiseerd
hij, zij, hetpoëtiseertpoëtiseerdeheeft gepoëtiseerd
wijpoëtiserenpoëtiseerdenhebben gepoëtiseerd
julliepoëtiserenpoëtiseerdenhebben gepoëtiseerd
zij, zepoëtiserenpoëtiseerdenhebben gepoëtiseerd

Presens

Example presens sentences for Poëtiseren with some of the pronouns.

  • Ik poetiseer graag over de schoonheid van de natuur.
  • Jij poetiseert regelmatig over je innerlijke gevoelens.
  • Hij/Zij poetiseert met passie over maatschappelijke kwesties.
  • Wij poetiseren samen over kunst en cultuur.
  • Jullie poetiseren vaak over historische gebeurtenissen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Poëtiseren with some of the pronouns.

  • Vroeger poetiseerde ik dagelijks in mijn dagboek.
  • Toen jij jong was, poetiseerde je vaak in de tuin.
  • Hij/Zij poetiseerde lang geleden op straat voor voorbijgangers.
  • Wij poetiseerden vroeger samen tijdens poëzieavonden.
  • Jullie poetiseerden als kinderen al over fantasiewerelden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Poëtiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepoetiseerd tijdens het poëzie-evenement vorige week.
  • Jij hebt al meerdere gedichten gepoetiseerd in je carrière.
  • Hij/Zij heeft een prachtige bundel gedichten gepoetiseerd.
  • Wij hebben recentelijk een gezamenlijk gedicht gepoetiseerd.
  • Jullie hebben altijd met veel inspiratie gepoetiseerd.