polariseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | polariseer | polariseerde | heb gepolariseerd |
jij, je, u | polariseert | polariseerde | hebt gepolariseerd |
hij, zij, het | polariseert | polariseerde | heeft gepolariseerd |
wij | polariseren | polariseerden | hebben gepolariseerd |
jullie | polariseren | polariseerden | hebben gepolariseerd |
zij, ze | polariseren | polariseerden | hebben gepolariseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Polariseren with some of the pronouns.
- Ik polariseer de discussie door extreme standpunten in te nemen.
- Jij polariseert de maatschappij met je uitspraken.
- Hij polariseert de samenleving met zijn controversiële opvattingen.
- Zij polariseren de politiek door steeds vaker tegenovergestelde posities in te nemen.
- Wij polariseren het debat door de nadruk te leggen op tegenstellingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Polariseren with some of the pronouns.
- Ik polariseerde de discussie door extreme standpunten in te nemen.
- Jij polariseerde de maatschappij met je uitspraken.
- Hij polariseerde de samenleving met zijn controversiële opvattingen.
- Zij polariseerden de politiek door tegenovergestelde posities in te nemen.
- Wij polariseerden het debat door de nadruk te leggen op tegenstellingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Polariseren with some of the pronouns.
- Ik heb de discussie gepolariseerd door extreme standpunten in te nemen.
- Jij hebt de maatschappij gepolariseerd met je uitspraken.
- Hij heeft de samenleving gepolariseerd met zijn controversiële opvattingen.
- Zij hebben de politiek gepolariseerd door steeds vaker tegenovergestelde posities in te nemen.
- Wij hebben het debat gepolariseerd door de nadruk te leggen op tegenstellingen.