potverteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | potverteer | potverteerde | heb potverteerd |
jij, je, u | potverteert | potverteerde | hebt potverteerd |
hij, zij, het | potverteert | potverteerde | heeft potverteerd |
wij | potverteren | potverteerden | hebben potverteerd |
jullie | potverteren | potverteerden | hebben potverteerd |
zij, ze | potverteren | potverteerden | hebben potverteerd |
Presens
Example presens sentences for Potverteren with some of the pronouns.
- Ik potverteer mijn geld aan luxe vakanties.
- Jij potverteert je tijd met nutteloze activiteiten.
- Hij potverteert zijn energie aan onbelangrijke zaken.
- Wij potverteren onze middelen zonder na te denken.
- Zij potverteren hun erfenis aan extravagante aankopen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Potverteren with some of the pronouns.
- Ik potverteerde mijn geld aan luxe vakanties.
- Jij potverteerde je tijd met nutteloze activiteiten.
- Hij potverteerde zijn energie aan onbelangrijke zaken.
- Wij potverteerden onze middelen zonder na te denken.
- Zij potverteerden hun erfenis aan extravagante aankopen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Potverteren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn geld aan luxe vakanties potverteerd.
- Jij hebt je tijd met nutteloze activiteiten potverteerd.
- Hij heeft zijn energie aan onbelangrijke zaken potverteerd.
- Wij hebben onze middelen zonder na te denken potverteerd.
- Zij hebben hun erfenis aan extravagante aankopen potverteerd.