ramen

Conjugations List of Ramen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikraamraamdeheb geraamd
jij, je, uraamtraamdehebt geraamd
hij, zij, hetraamtraamdeheeft geraamd
wijramenraamdenhebben geraamd
jullieramenraamdenhebben geraamd
zij, zeramenraamdenhebben geraamd

Presens

Example presens sentences for Ramen with some of the pronouns.

  • Ik raam het aantal gasten op honderd.
  • Jij raamt de kosten van het project te hoog in.
  • Hij ramt de deur dicht uit frustratie.
  • Wij ramen de duur van de vergadering op twee uur.
  • Zij ramen de totale omzet voor dit jaar op een miljoen euro.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ramen with some of the pronouns.

  • Ik raamde het aantal gasten op honderd.
  • Jij raamde de kosten van het project te hoog in.
  • Hij ramde de deur dicht uit frustratie.
  • Wij raamden de duur van de vergadering op twee uur.
  • Zij raamden de totale omzet voor dit jaar op een miljoen euro.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ramen with some of the pronouns.

  • Ik heb het aantal gasten op honderd geraamd.
  • Jij hebt de kosten van het project te hoog ingeschat.
  • Hij heeft de deur dichtgeramd uit frustratie.
  • Wij hebben de duur van de vergadering op twee uur geraamd.
  • Zij hebben de totale omzet voor dit jaar op een miljoen euro geraamd.