renten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rent | rentte | heb gerent |
jij, je, u | rent | rentte | hebt gerent |
hij, zij, het | rent | rentte | heeft gerent |
wij | renten | rentten | hebben gerent |
jullie | renten | rentten | hebben gerent |
zij, ze | renten | rentten | hebben gerent |
PresensBeta
Example presens sentences for Renten with some of the pronouns.
- Ik rente elke ochtend in het park.
- Jij rente snel naar de bushalte.
- Hij/zij rente graag langs de rivier.
- Wij renten regelmatig samen.
- Jullie renten vandaag een marathon.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Renten with some of the pronouns.
- Vroeger rente ik altijd in het park.
- Toen rente jij snel naar de bushalte.
- Hij/zij rente vroeger graag langs de rivier.
- Wij renten vroeger regelmatig samen.
- Jullie renten vroeger vaak marathons.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Renten with some of the pronouns.
- Ik heb gerent in het park.
- Jij bent snel naar de bushalte gerent.
- Hij/zij is graag langs de rivier gerent.
- Wij zijn regelmatig samen gerent.
- Jullie hebben vandaag een marathon gerent.