ressorteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ressorteer | ressorteerde | heb geressorteerd |
jij, je, u | ressorteert | ressorteerde | hebt geressorteerd |
hij, zij, het | ressorteert | ressorteerde | heeft geressorteerd |
wij | ressorteren | ressorteerden | hebben geressorteerd |
jullie | ressorteren | ressorteerden | hebben geressorteerd |
zij, ze | ressorteren | ressorteerden | hebben geressorteerd |
Presens
Example presens sentences for Ressorteren with some of the pronouns.
- Ik ressorteer de documenten op datum.
- Jij ressorteert de dossiers volgens categorie.
- Hij/Zij/Het ressorteert de poststukken op alfabetische volgorde.
- Wij ressorteren de bestellingen op basis van prioriteit.
- Jullie ressorteren de boeken op genre.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ressorteren with some of the pronouns.
- Ik ressorteerde de documenten op datum.
- Jij ressorteerde de dossiers volgens categorie.
- Hij/Zij/Het ressorteerde de poststukken op alfabetische volgorde.
- Wij ressorteerden de bestellingen op basis van prioriteit.
- Jullie ressorteerden de boeken op genre.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ressorteren with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten op datum geressorteerd.
- Jij hebt de dossiers volgens categorie geressorteerd.
- Hij/Zij/Het heeft de poststukken op alfabetische volgorde geressorteerd.
- Wij hebben de bestellingen op basis van prioriteit geressorteerd.
- Jullie hebben de boeken op genre geressorteerd.