ristorneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ristorneer | ristorneerde | heb geristorneerd |
jij, je, u | ristorneert | ristorneerde | hebt geristorneerd |
hij, zij, het | ristorneert | ristorneerde | heeft geristorneerd |
wij | ristorneren | ristorneerden | hebben geristorneerd |
jullie | ristorneren | ristorneerden | hebben geristorneerd |
zij, ze | ristorneren | ristorneerden | hebben geristorneerd |
Presens
Example presens sentences for Ristorneren with some of the pronouns.
- Ik ristorneer regelmatig naar mijn favoriete restaurant.
- Jij ristorneert vaak naar de supermarkt om boodschappen te doen.
- Hij/Zij/Het ristorneert altijd op tijd naar huis.
- Wij ristorneren graag naar het strand in de zomer.
- Jullie ristorneren soms naar het buitenland voor vakanties.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ristorneren with some of the pronouns.
- Vroeger ristorneerde ik altijd naar dit café voor een kopje koffie.
- Toen ik jong was, ristorneerde jij regelmatig naar het park om te spelen.
- Hij/Zij/Het ristorneerde vaak naar de bibliotheek om boeken te lenen.
- Wij ristorneerden elke zomer naar dezelfde vakantiebestemming.
- Jullie ristorneerden vroeger samen naar dezelfde sportschool.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ristorneren with some of the pronouns.
- Ik ben naar dat nieuwe restaurant geristorneerd en heb er heerlijk gegeten.
- Jij bent gisteren naar de stad geristorneerd om te winkelen.
- Hij/Zij/Het is vorige week naar zijn/haar geboorteplaats geristorneerd.
- Wij zijn naar de film geristorneerd en hebben ervan genoten.
- Jullie zijn naar een concert geristorneerd en hebben er veel plezier gehad.