rollen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rol | rolde | heb gerold |
jij, je, u | rolt | rolde | hebt gerold |
hij, zij, het | rolt | rolde | heeft gerold |
wij | rollen | rolden | hebben gerold |
jullie | rollen | rolden | hebben gerold |
zij, ze | rollen | rolden | hebben gerold |
PresensBeta
Example presens sentences for Rollen with some of the pronouns.
- Ik rol de bal over het gras.
- Jij rolt het deeg met een deegroller.
- Hij rolt de steen van de heuvel af.
- Zij rollen de mat uit op de vloer.
- Wij rollen de sneeuw tot een grote bal.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rollen with some of the pronouns.
- Ik rolde de bal over het gras.
- Jij rolde het deeg met een deegroller.
- Hij rolde de steen van de heuvel af.
- Zij rolden de mat uit op de vloer.
- Wij rolden de sneeuw tot een grote bal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rollen with some of the pronouns.
- Ik heb de bal over het gras gerold.
- Jij hebt het deeg met een deegroller gerold.
- Hij heeft de steen van de heuvel afgerold.
- Zij hebben de mat uitgerold op de vloer.
- Wij hebben de sneeuw tot een grote bal gerold.