ronddarren

Conjugations List of Ronddarren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdar ronddarde rondheb rondgedard
jij, je, udart ronddarde rondhebt rondgedard
hij, zij, hetdart ronddarde rondheeft rondgedard
wijdarren ronddarden rondhebben rondgedard
julliedarren ronddarden rondhebben rondgedard
zij, zedarren ronddarden rondhebben rondgedard

Presens
Beta

Example presens sentences for Ronddarren with some of the pronouns.

  • Ik dar rond in het bos.
  • Jij darret rond als een gek.
  • Hij/Zij/Het darret vrolijk in het gras.
  • Wij darren rond op het plein.
  • Jullie daren rond door de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ronddarren with some of the pronouns.

  • Ik darde rond in de speeltuin.
  • Jij darde rond bij de rivier.
  • Hij/Zij/Het darde vrolijk door het huis.
  • Wij dartelden rond in het park.
  • Jullie dartelden rond in de straat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ronddarren with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgedard in het park.
  • Jij hebt rondgedarred in de tuin.
  • Hij/Zij/Het heeft vrolijk rondgedarred in het bos.
  • Wij hebben rondgedarred op het strand.
  • Jullie hebben rondgedard in de stad.