samendrukken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | druk samen | drukte samen | heb samengedrukt |
jij, je, u | drukt samen | drukte samen | hebt samengedrukt |
hij, zij, het | drukt samen | drukte samen | heeft samengedrukt |
wij | drukken samen | drukten samen | hebben samengedrukt |
jullie | drukken samen | drukten samen | hebben samengedrukt |
zij, ze | drukken samen | drukten samen | hebben samengedrukt |
PresensBeta
Example presens sentences for Samendrukken with some of the pronouns.
- Ik druk samen.
- Jij drukt samen.
- Hij/Zij/Het drukt samen.
- Wij drukken samen.
- Jullie drukken samen.
- Zij drukken samen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samendrukken with some of the pronouns.
- Ik drukte samen.
- Jij drukte samen.
- Hij/Zij/Het drukte samen.
- Wij drukten samen.
- Jullie drukten samen.
- Zij drukten samen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samendrukken with some of the pronouns.
- Ik heb samengedrukt.
- Jij hebt samengedrukt.
- Hij/Zij/Het heeft samengedrukt.
- Wij hebben samengedrukt.
- Jullie hebben samengedrukt.
- Zij hebben samengedrukt.