schijfschieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schiet schijf | schoot schijf | heb schijfgeschoten |
jij, je, u | schiet schijf | schoot schijf | hebt schijfgeschoten |
hij, zij, het | schiet schijf | schoot schijf | heeft schijfgeschoten |
wij | schieten schijf | schoten schijf | hebben schijfgeschoten |
jullie | schieten schijf | schoten schijf | hebben schijfgeschoten |
zij, ze | schieten schijf | schoten schijf | hebben schijfgeschoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Schijfschieten with some of the pronouns.
- Ik schijfschiet in mijn vrije tijd.
- Jij schijfschiet altijd met precisie.
- Hij schijfschiet graag op de schietbaan.
- Zij schijfschieten competitief op hoog niveau.
- Wij schijfschieten regelmatig als ontspanning.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schijfschieten with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, schijfschoot ik elke zomer met mijn vrienden.
- Jij schijfschoot vroeger regelmatig op de oude schietbaan.
- Hij schijfschoot vaak in het bos als hobby.
- Zij schijfschoten gisteren op de verkeerde doelen.
- Wij schijfschoten altijd met plezier tijdens de vakanties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schijfschieten with some of the pronouns.
- Ik heb geschijfschoten tijdens het trainingskamp.
- Jij bent ervaren in het schijfschieten geworden.
- Hij heeft al meerdere keren geschijfschoten op wedstrijden.
- Zij zijn kampioen geworden na goed te hebben geschijfschoten.
- Wij hebben veel geoefend en goed geschijfschoten.