schoolliggen

Conjugations List of Schoolliggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklig schoollag schoolheb schoolgelegen
jij, je, uligt schoollag schoolhebt schoolgelegen
hij, zij, hetligt schoollag schoolheeft schoolgelegen
wijliggen schoollagen schoolhebben schoolgelegen
jullieliggen schoollagen schoolhebben schoolgelegen
zij, zeliggen schoollagen schoolhebben schoolgelegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Schoolliggen with some of the pronouns.

  • Ik lig vaak op school als ik ziek ben.
  • Jij ligt soms op school als je te laat bent.
  • Hij ligt nooit op school, hij spijbelt altijd.
  • Wij liggen regelmatig op school tijdens de pauze.
  • Zij liggen zelden op school, ze willen liever buiten spelen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schoolliggen with some of the pronouns.

  • Toen ik jonger was, lag ik vaak op school vanwege buikpijn.
  • Vroeger lag jij ook regelmatig op school tijdens de les.
  • Hij lag altijd op school als hij geen zin had om te leren.
  • In mijn jeugd lagen wij soms op school omdat we moe waren.
  • Als kind lagen zij geregeld op school als ze zich niet lekker voelden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schoolliggen with some of the pronouns.

  • Ik heb op school gelegen toen ik mijn enkel had verstuikt.
  • Jij hebt ook weleens op school gelegen vanwege hoofdpijn.
  • Hij heeft vorige week op school gelegen met griep.
  • Wij hebben in het verleden op school gelegen vanwege examenstress.
  • Zij hebben meerdere keren op school gelegen door blessures.