schuimbekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schuimbek | schuimbekte | heb geschuimbekt |
jij, je, u | schuimbekt | schuimbekte | hebt geschuimbekt |
hij, zij, het | schuimbekt | schuimbekte | heeft geschuimbekt |
wij | schuimbekken | schuimbekten | hebben geschuimbekt |
jullie | schuimbekken | schuimbekten | hebben geschuimbekt |
zij, ze | schuimbekken | schuimbekten | hebben geschuimbekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Schuimbekken with some of the pronouns.
- Ik schuimbek
- Jij schuimbekt
- Hij/Zij schuimbekt
- Wij schuimbekken
- Jullie schuimbekken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schuimbekken with some of the pronouns.
- Ik schuimbekte
- Jij schuimbekte
- Hij/Zij schuimbekte
- Wij schuimbekten
- Jullie schuimbekten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schuimbekken with some of the pronouns.
- Ik heb geschuimbekt
- Jij hebt geschuimbekt
- Hij/Zij heeft geschuimbekt
- Wij hebben geschuimbekt
- Jullie hebben geschuimbekt