stagen

Conjugations List of Stagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstaagstaagdeheb gestaagd
jij, je, ustaagtstaagdehebt gestaagd
hij, zij, hetstaagtstaagdeheeft gestaagd
wijstagenstaagdenhebben gestaagd
julliestagenstaagdenhebben gestaagd
zij, zestagenstaagdenhebben gestaagd

Presens

Example presens sentences for Stagen with some of the pronouns.

  • Ik staag vandaag bij een marketingbedrijf.
  • Jij staaft je argumenten met sterke bewijzen.
  • Hij/Zij staaft zijn/haar bevindingen met wetenschappelijk onderzoek.
  • Wij staggen altijd tijdens de zomermaanden.
  • Jullie staan op het punt om te staggen in het buitenland.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Stagen with some of the pronouns.

  • Toen ik student was, stagaarde ik bij een IT-bedrijf.
  • Vroeger stagaarden we vaak bij lokale ondernemingen.
  • Hij/Zij stagaarde vroeger als assistent bij een professor.
  • Als kind stugaarde ik regelmatig bij mijn vader in zijn werkplaats.
  • Tijdens mijn vorige stageperiode stagaarde ik in een internationale omgeving.

Perfectum

Example perfectum sentences for Stagen with some of the pronouns.

  • Ik heb gestaagd bij verschillende bedrijven voordat ik mijn eigen zaak begon.
  • Jij hebt je argumenten met succes gestaafd.
  • Hij/Zij heeft zijn/haar conclusies goed gestaafd met betrouwbaar bewijsmateriaal.
  • Wij hebben vorig jaar samen gestagd en veel geleerd.
  • Jullie hebben de hele stageperiode goed gestaan.