stukeren

Conjugations List of Stukeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstukeerstukeerdeheb gestukeerd
jij, je, ustukeertstukeerdehebt gestukeerd
hij, zij, hetstukeertstukeerdeheeft gestukeerd
wijstukerenstukeerdenhebben gestukeerd
julliestukerenstukeerdenhebben gestukeerd
zij, zestukerenstukeerdenhebben gestukeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Stukeren with some of the pronouns.

  • Ik stukker elke dag meubels.
  • Jij stukkert vaak kapotte stoelen.
  • Hij/Zij stukkert de tafel zorgvuldig.
  • Wij stukkeren samen de beschadigde kasten.
  • Jullie stukkeren snel en efficiĆ«nt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stukeren with some of the pronouns.

  • Vroeger stukkerde ik regelmatig oude gebouwen.
  • Toen ik jong was, stukkerden we zelf onze muren.
  • Hij/Zij stukkerde altijd met plezier in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij stukkerden vroeger met traditionele technieken.
  • Jullie stukkerden langzaam maar zeker alle kamers.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stukeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gestukkerd bij de renovatie van het huis.
  • Jij bent al eerder aan het stukkeren geweest.
  • Hij/Zij heeft de scheuren in de muren gestukkerd.
  • Wij hebben veel ervaring met gestukkerde oppervlakken.
  • Jullie hebben de plafonds perfect gestukkerd.