suizen

Conjugations List of Suizen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksuissuisdeheb gesuisd
jij, je, usuistsuisdehebt gesuisd
hij, zij, hetsuistsuisdeheeft gesuisd
wijsuizensuisdenhebben gesuisd
julliesuizensuisdenhebben gesuisd
zij, zesuizensuisdenhebben gesuisd

Presens
Beta

Example presens sentences for Suizen with some of the pronouns.

  • Ik suis in de wind.
  • Jij suist door de gang.
  • Hij/Zij/Het suist door de lucht.
  • Wij suizen langs de kust.
  • Zij suizen op hun fietsen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Suizen with some of the pronouns.

  • Ik suisde in de wind.
  • Jij suisde door de gang.
  • Hij/Zij/Het suisde door de lucht.
  • Wij suisden langs de kust.
  • Zij suisden op hun fietsen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Suizen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesuisd in de wind.
  • Jij bent door de gang gesuisd.
  • Hij/Zij/Het is door de lucht gesuisd.
  • Wij zijn langs de kust gesuisd.
  • Zij zijn op hun fietsen gesuisd.