taxiën

Conjugations List of Taxiën.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktaxitaxiedeheb getaxied
jij, je, utaxiettaxiedehebt getaxied
hij, zij, hettaxiettaxiedeheeft getaxied
wijtaxiëntaxiedenhebben getaxied
jullietaxiëntaxiedenhebben getaxied
zij, zetaxiëntaxiedenhebben getaxied

Presens
Beta

Example presens sentences for Taxiën with some of the pronouns.

  • Ik taxie naar het vliegveld.
  • Jij taxiet elke dag naar school.
  • Hij/Zij/Het taxiet altijd met de bus.
  • Wij taxien naar het centrum van de stad.
  • Jullie taxien graag in de avonduren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Taxiën with some of the pronouns.

  • Ik taxiede vroeger altijd met de fiets.
  • Jij taxiede gisteren naar het feestje.
  • Hij/Zij/Het taxiede regelmatig naar zijn werk.
  • Wij taxieden door de drukke straten van de stad.
  • Jullie taxieden naar het park om te picknicken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Taxiën with some of the pronouns.

  • Ik heb getaxied naar het hotel.
  • Jij bent gisteren naar huis getaxied.
  • Hij/Zij/Het is al vaak met de taxi getaxied.
  • Wij zijn naar het strand getaxied.
  • Jullie hebben laatst naar het restaurant getaxied.