terroriseren

Conjugations List of Terroriseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikterroriseerterroriseerdeheb geterroriseerd
jij, je, uterroriseertterroriseerdehebt geterroriseerd
hij, zij, hetterroriseertterroriseerdeheeft geterroriseerd
wijterroriserenterroriseerdenhebben geterroriseerd
jullieterroriserenterroriseerdenhebben geterroriseerd
zij, zeterroriserenterroriseerdenhebben geterroriseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Terroriseren with some of the pronouns.

  • De jongeren terroriseren de buurt met hun luide muziek.
  • Hij terroriseert zijn collega's met constant gezeur.
  • De bende terroriseert de stad met gewelddadige overvallen.
  • De politie probeert de criminelen die de wijk terroriseren op te pakken.
  • Die hond terroriseert de buurtbewoners door voortdurend te blaffen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terroriseren with some of the pronouns.

  • Vroeger terroriseerde de beruchte gangsterbende deze buurt.
  • Toen ik jong was, terroriseerde mijn broer me vaak met zijn grappen.
  • De kinderen terroriseerden de speeltuin door alles kapot te maken.
  • Tijdens de oorlog werden veel dorpen en steden geterroriseerd door bombardementen.
  • De pestkoppen terroriseerden de school en niemand durfde er iets aan te doen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terroriseren with some of the pronouns.

  • De vandalen hebben de school gedurende de nacht geterroriseerd.
  • Ik heb genoeg van die vervelende telefoontjes gehad, ze hebben me maandenlang geterroriseerd.
  • De inwoners waren erg bang nadat hun huis was geterroriseerd door inbrekers.
  • De verdachte werd gearresteerd nadat hij een winkel had geterroriseerd.
  • De organisatie heeft de stad jarenlang geterroriseerd met hun criminele activiteiten.