terugveren

Conjugations List of Terugveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikveer terugveerde terugben teruggeveerd
jij, je, uveert terugveerde terugbent teruggeveerd
hij, zij, hetveert terugveerde terugis teruggeveerd
wijveren terugveerden terugzijn teruggeveerd
jullieveren terugveerden terugzijn teruggeveerd
zij, zeveren terugveerden terugzijn teruggeveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugveren with some of the pronouns.

  • Ik veer terug naar huis na mijn werk.
  • Jij veert terug als je bang bent.
  • Hij/Zij veert terug op de trampoline in de tuin.
  • Wij veren terug nadat we zijn geschrokken.
  • Zij veren terug van de schok.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugveren with some of the pronouns.

  • Ik veerde terug toen ik de bal zag aankomen.
  • Jij veerde terug toen je het slechte nieuws hoorde.
  • Hij/Zij veerde terug toen hij/zij werd verrast.
  • Wij veerden terug na de schrik.
  • Zij veerden terug van de onverwachte gebeurtenis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugveren with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggeveerd nadat ik was gevallen.
  • Jij bent teruggeveerd na de blessure.
  • Hij/Zij is teruggeveerd na een moeilijke periode.
  • Wij zijn teruggeveerd na een teleurstelling.
  • Zij zijn teruggeveerd van een tegenslag.