terugwensen

Conjugations List of Terugwensen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwens terugwenste terugheb teruggewenst
jij, je, uwenst terugwenste terughebt teruggewenst
hij, zij, hetwenst terugwenste terugheeft teruggewenst
wijwensen terugwensten terughebben teruggewenst
julliewensen terugwensten terughebben teruggewenst
zij, zewensen terugwensten terughebben teruggewenst

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugwensen with some of the pronouns.

  • Ik wens je een fijne dag terug.
  • Hij wenst haar succes terug.
  • Wij wensen jullie een prettige vakantie terug.
  • De kinderen wensen hun ouders een gelukkig jubileum terug.
  • De docent wenst de studenten veel plezier terug.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugwensen with some of the pronouns.

  • Ik wenste je een spoedig herstel terug.
  • Hij wenste haar een prettige vakantie terug.
  • Wij wensten jullie een fijne feestdagen terug.
  • De kinderen wensten hun ouders een gelukkig leven samen terug.
  • De docent wenste de studenten veel plezier met hun project terug.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugwensen with some of the pronouns.

  • Ik heb je een goede reis teruggewenst.
  • Hij heeft haar een gezellige avond teruggewenst.
  • Wij hebben jullie een voorspoedig nieuwjaar teruggewenst.
  • De kinderen hebben hun ouders een geweldige verjaardag teruggewenst.
  • De docent heeft de studenten succes met hun examens teruggewenst.