terugwinnen

Conjugations List of Terugwinnen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwin terugwon terugheb teruggewonnen
jij, je, uwint terugwon terughebt teruggewonnen
hij, zij, hetwint terugwon terugheeft teruggewonnen
wijwinnen terugwonnen terughebben teruggewonnen
julliewinnen terugwonnen terughebben teruggewonnen
zij, zewinnen terugwonnen terughebben teruggewonnen

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugwinnen with some of the pronouns.

  • Ik win terug wat ik verloren ben.
  • Jij wint terug wat je verloren bent.
  • Hij/Zij/Het wint terug wat hij/zij/het verloren is.
  • Wij winnen terug wat we verloren zijn.
  • Jullie winnen terug wat jullie verloren zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugwinnen with some of the pronouns.

  • Ik won terug wat ik verloren had.
  • Jij won terug wat je verloren had.
  • Hij/Zij/Het won terug wat hij/zij/het verloren had.
  • Wij wonnen terug wat we verloren hadden.
  • Jullie wonnen terug wat jullie verloren hadden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugwinnen with some of the pronouns.

  • Ik heb teruggewonnen wat ik verloren had.
  • Jij hebt teruggewonnen wat je verloren had.
  • Hij/Zij/Het heeft teruggewonnen wat hij/zij/het verloren had.
  • Wij hebben teruggewonnen wat we verloren hadden.
  • Jullie hebben teruggewonnen wat jullie verloren hadden.