titreren

Conjugations List of Titreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktitreertitreerdeheb getitreerd
jij, je, utitreerttitreerdehebt getitreerd
hij, zij, hettitreerttitreerdeheeft getitreerd
wijtitrerentitreerdenhebben getitreerd
jullietitrerentitreerdenhebben getitreerd
zij, zetitrerentitreerdenhebben getitreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Titreren with some of the pronouns.

  • Ik titreer de oplossing.
  • Jij titreert de monsters.
  • Hij/Zij titreert het mengsel.
  • Wij titreren de zuren.
  • Jullie titreren de basis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Titreren with some of the pronouns.

  • Vroeger titreerde ik de oplossingen met de hand.
  • Jarenlang titreerde jij de monsters nauwkeurig.
  • Hij/Zij titreerde regelmatig het mengsel voor het experiment.
  • In die tijd titreerden wij de zuren dagelijks.
  • Toen we op school zaten, titreerden jullie vaak de basisoplossingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Titreren with some of the pronouns.

  • Ik heb getitreerd in het laboratorium.
  • Jij hebt de oplossing getitreerd.
  • Hij/Zij heeft het monster getitreerd.
  • Wij hebben het mengsel getitreerd.
  • Jullie hebben de zuren getitreerd.