tjingelen

Conjugations List of Tjingelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktjingeltjingeldeheb getjingeld
jij, je, utjingelttjingeldehebt getjingeld
hij, zij, hettjingelttjingeldeheeft getjingeld
wijtjingelentjingeldenhebben getjingeld
jullietjingelentjingeldenhebben getjingeld
zij, zetjingelentjingeldenhebben getjingeld

Presens

Example presens sentences for Tjingelen with some of the pronouns.

  • Ik tjingel elke dag op mijn fiets naar het werk.
  • Jij tjingelt vrolijk op je gitaar.
  • Hij/zij/het tjingelt graag op de piano.
  • Wij tjingelen samen tijdens het kerstconcert.
  • Jullie tjingelen vaak als jullie blij zijn.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Tjingelen with some of the pronouns.

  • Vroeger tjingelde ik altijd op mijn oude keyboard.
  • Als kind tjingelde jij vaak op de xylofoon.
  • Hij/zij/het tjingelde graag mee met de radio.
  • Wij tjingelden gezellig bij het kampvuur.
  • Jullie tjingelden als achtergrondmuziek tijdens het diner.

Perfectum

Example perfectum sentences for Tjingelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren getjingeld in het park.
  • Jij bent al eerder aan het tjingelen geweest.
  • Hij/zij/het heeft mooi getjingeld op het podium.
  • Wij hebben veel getjingeld op het feestje.
  • Jullie zijn al lang aan het tjingelen in de band.