toemetselen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | metsel toe | metselde toe | heb toegemetseld |
jij, je, u | metselt toe | metselde toe | hebt toegemetseld |
hij, zij, het | metselt toe | metselde toe | heeft toegemetseld |
wij | metselen toe | metselden toe | hebben toegemetseld |
jullie | metselen toe | metselden toe | hebben toegemetseld |
zij, ze | metselen toe | metselden toe | hebben toegemetseld |
PresensBeta
Example presens sentences for Toemetselen with some of the pronouns.
- Ik toemetsel een muur in de tuin.
- Jij toemetselt het raamkozijn.
- Hij/Zij toemetselt de fundering van het huis.
- Wij toemetselen de bakstenen zorgvuldig.
- Jullie toemetselen de openingen met cement.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toemetselen with some of the pronouns.
- Vroeger toemetselde ik muren in de tuin.
- Vroeger toemetselde jij het raamkozijn.
- Vroeger toemetselde hij/zij de fundering van het huis.
- Vroeger toemetselden wij de bakstenen zorgvuldig.
- Vroeger toemetselden jullie de openingen met cement.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toemetselen with some of the pronouns.
- Ik heb een muur in de tuin toegemetst.
- Jij hebt het raamkozijn toegemetseld.
- Hij/Zij heeft de fundering van het huis toegemetseld.
- Wij hebben de bakstenen zorgvuldig toegemetst.
- Jullie hebben de openingen met cement toegemetseld.