touwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | touw | touwde | heb getouwd |
jij, je, u | touwt | touwde | hebt getouwd |
hij, zij, het | touwt | touwde | heeft getouwd |
wij | touwen | touwden | hebben getouwd |
jullie | touwen | touwden | hebben getouwd |
zij, ze | touwen | touwden | hebben getouwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Touwen with some of the pronouns.
- Ik touw de boot vast aan de kade.
- Jij touwt een knoop in het touw.
- Hij touwt de lading stevig vast.
- Wij touwen de zeilen goed vast voor de storm.
- Jullie touwen de tent op de juiste manier.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Touwen with some of the pronouns.
- Ik touwde de boot vast aan de steiger.
- Jij touwde een nieuwe knoop in het touw.
- Hij touwde de bagage stevig vast.
- Wij touwden de zeilen snel en efficiënt vast.
- Jullie touwden de tent verkeerd op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Touwen with some of the pronouns.
- Ik heb het touw stevig vastgetouwd.
- Jij hebt de boot goed afgtouwd.
- Hij heeft het pakket strak ingetouwd.
- Wij hebben de trossen stevig aangebonden.
- Jullie hebben het touw zorgvuldig vastgemaakt.