tripleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tripleer | tripleerde | heb getripleerd |
jij, je, u | tripleert | tripleerde | hebt getripleerd |
hij, zij, het | tripleert | tripleerde | heeft getripleerd |
wij | tripleren | tripleerden | hebben getripleerd |
jullie | tripleren | tripleerden | hebben getripleerd |
zij, ze | tripleren | tripleerden | hebben getripleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Tripleren with some of the pronouns.
- Ik tripleer mijn inkomsten door slim te investeren.
- Jij tripleert je studiepunten door hard te werken.
- Hij tripleert zijn winst met elke verkoop.
- Zij tripleert haar productiviteit door efficiënt te plannen.
- Wij tripleeren onze kansen op succes door samen te werken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tripleren with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, tripleerde ik altijd mijn zakgeld door klusjes te doen.
- Vroeger tripleerde jij je tennisspel door dagelijks te oefenen.
- Hij tripleerde regelmatig zijn prestaties tijdens sportwedstrijden.
- Zij tripleerde vaak haar verkoopcijfers door klantgericht te handelen.
- In het verleden tripleerden wij onze productie met behulp van nieuwe technologieën.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tripleren with some of the pronouns.
- Ik heb getripleerd in de afgelopen maand.
- Jij bent je studieresultaten aan het tripleeren geweest.
- Hij heeft zijn omzet met 50% getripleerd sinds vorig jaar.
- Zij is haar werklast aan het tripleeren geweest om deadlines te halen.
- Wij hebben onze efficiëntie verbeterd en daardoor onze winst getripleerd.