tuchtigen

Conjugations List of Tuchtigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktuchtigtuchtigdeheb getuchtigd
jij, je, utuchtigttuchtigdehebt getuchtigd
hij, zij, hettuchtigttuchtigdeheeft getuchtigd
wijtuchtigentuchtigdenhebben getuchtigd
jullietuchtigentuchtigdenhebben getuchtigd
zij, zetuchtigentuchtigdenhebben getuchtigd

Presens

Example presens sentences for Tuchtigen with some of the pronouns.

  • Ik tuchtig de leerlingen die zich misdragen.
  • Jij tuchtigt de hond als hij stout is.
  • Hij tuchtigt zijn eigen lichaam om fit te blijven.
  • Wij tuchtigen de spelers die de regels overtreden.
  • Jullie tuchtigen de kinderen op een rechtvaardige manier.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Tuchtigen with some of the pronouns.

  • Vroeger tuchtigde ik de leerlingen die zich misdroegen.
  • Toen tuchtigde jij de hond als hij stout was.
  • Vroeger tuchtigde hij zijn eigen lichaam om fit te blijven.
  • Wij tuchtigden de spelers die de regels overtraden.
  • Jullie tuchtigden de kinderen op een rechtvaardige manier.

Perfectum

Example perfectum sentences for Tuchtigen with some of the pronouns.

  • Ik heb de leerlingen tuchtigd die zich misdroegen.
  • Jij hebt de hond getuchtigd toen hij stout was.
  • Hij heeft zijn eigen lichaam getuchtigd om fit te blijven.
  • Wij hebben de spelers getuchtigd die de regels overtraden.
  • Jullie hebben de kinderen rechtvaardig getuchtigd.