uitkragen

Conjugations List of Uitkragen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkraag uitkraagde uitheb uitgekraagd
jij, je, ukraagt uitkraagde uithebt uitgekraagd
hij, zij, hetkraagt uitkraagde uitheeft uitgekraagd
wijkragen uitkraagden uithebben uitgekraagd
julliekragen uitkraagden uithebben uitgekraagd
zij, zekragen uitkraagden uithebben uitgekraagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkragen with some of the pronouns.

  • Ik kraag uit bij het zien van een mooie zonsondergang.
  • Jij kraagt uit als je nieuwe kleding hebt gekocht.
  • Hij/Zij/Het kraagt uit wanneer hij/zij ontspannen is.
  • Wij kragen uit tijdens onze vakantie in het buitenland.
  • Jullie kragen uit wanneer jullie samen zijn met vrienden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkragen with some of the pronouns.

  • Ik kraagde uit toen ik nog jong was.
  • Jij kraagde uit terwijl je aan het studeren was.
  • Hij/Zij/Het kraagde uit na een lange werkdag.
  • Wij kraagden uit tijdens onze laatste vakantie.
  • Jullie kraagden uit tijdens het concert van jullie favoriete band.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkragen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekraagd toen ik de loterij won.
  • Jij hebt uitgekraagd op je verjaardag.
  • Hij/Zij/Het heeft uitgekraagd na het behalen van zijn/haar diploma.
  • Wij hebben uitgekraagd tijdens ons jubileumfeest.
  • Jullie hebben uitgekraagd na het winnen van de wedstrijd.