uitschijnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schijn uit | scheen uit | heb uitgeschenen |
jij, je, u | schijnt uit | scheen uit | hebt uitgeschenen |
hij, zij, het | schijnt uit | scheen uit | heeft uitgeschenen |
wij | schijnen uit | schenen uit | hebben uitgeschenen |
jullie | schijnen uit | schenen uit | hebben uitgeschenen |
zij, ze | schijnen uit | schenen uit | hebben uitgeschenen |
Presens
Example presens sentences for Uitschijnen with some of the pronouns.
- Het weer schijnt vandaag mooi uit.
- Hij schijnt altijd gelukkig te zijn.
- De sterren schijnen helder aan de hemel.
- Het probleem schijnt complex te zijn.
- De resultaten schijnen veelbelovend.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Uitschijnen with some of the pronouns.
- Vroeger scheen de maan altijd zo romantisch uit.
- Toen ik jong was, scheen mijn toekomst rooskleurig uit.
- Het licht scheen zacht uit door het raam.
- Hij scheen nooit echt geïnteresseerd uit.
- Tijdens de presentatie scheen zij zelfverzekerd uit.
Perfectum
Example perfectum sentences for Uitschijnen with some of the pronouns.
- De zon heeft gisteren fel uitgeschenen.
- Ik ben blij dat de waarheid is uitgeschenen.
- Heeft zij ooit eerlijk uitgeschenen?
- Wij hebben ons doel bereikt en uitgeschenen.
- Jullie hebben hard voor succes uitgeschenen.