uitvaardigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaardig uit | vaardigde uit | heb uitgevaardigd |
jij, je, u | vaardigt uit | vaardigde uit | hebt uitgevaardigd |
hij, zij, het | vaardigt uit | vaardigde uit | heeft uitgevaardigd |
wij | vaardigen uit | vaardigden uit | hebben uitgevaardigd |
jullie | vaardigen uit | vaardigden uit | hebben uitgevaardigd |
zij, ze | vaardigen uit | vaardigden uit | hebben uitgevaardigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitvaardigen with some of the pronouns.
- De regering vaardigt nieuwe wetten uit.
- Ik vaardig een besluit uit om de vergadering bij te wonen.
- Jij vaardigt regelmatig beleidsmaatregelen uit.
- Hij vaardigt een verklaring uit over het onderwerp.
- Wij vaardigen een verbod uit op plastic zakken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitvaardigen with some of the pronouns.
- De regering vaardigde nieuwe wetten uit.
- Ik vaardigde een besluit uit om de vergadering bij te wonen.
- Jij vaardigde regelmatig beleidsmaatregelen uit.
- Hij vaardigde een verklaring uit over het onderwerp.
- Wij vaardigden een verbod uit op plastic zakken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitvaardigen with some of the pronouns.
- De regering heeft nieuwe wetten uitgevaardigd.
- Ik heb een besluit uitgevaardigd om de vergadering bij te wonen.
- Jij hebt regelmatig beleidsmaatregelen uitgevaardigd.
- Hij heeft een verklaring uitgevaardigd over het onderwerp.
- Wij hebben een verbod uitgevaardigd op plastic zakken.