uitwinteren

Conjugations List of Uitwinteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwinter uitwinterde uitheb uitgewinterd
jij, je, uwintert uitwinterde uithebt uitgewinterd
hij, zij, hetwintert uitwinterde uitheeft uitgewinterd
wijwinteren uitwinterden uithebben uitgewinterd
julliewinteren uitwinterden uithebben uitgewinterd
zij, zewinteren uitwinterden uithebben uitgewinterd