vagebonderen

Conjugations List of Vagebonderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvagebondeervagebondeerdeheb gevagebondeerd
jij, je, uvagebondeertvagebondeerdehebt gevagebondeerd
hij, zij, hetvagebondeertvagebondeerdeheeft gevagebondeerd
wijvagebonderenvagebondeerdenhebben gevagebondeerd
jullievagebonderenvagebondeerdenhebben gevagebondeerd
zij, zevagebonderenvagebondeerdenhebben gevagebondeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Vagebonderen with some of the pronouns.

  • Ik vagebondeer regelmatig in de stad.
  • Jij vagebondeert graag op feestjes.
  • Hij vagebondeert met zijn vrienden door de buurt.
  • Wij vagebonderen vaak langs de kustlijn.
  • Zij vagebonderen elke zomer in het buitenland.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vagebonderen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, vagebonderde ik vaak met mijn vrienden.
  • Vroeger vagebonderden we veel op het platteland.
  • Hij vagebonderde door de straten van Parijs tijdens zijn studiejaren.
  • In die tijd vagebonderden we dag en nacht zonder zorgen.
  • Zij vagebonderden samen door Europa tijdens hun sabbatical.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vagebonderen with some of the pronouns.

  • Ik heb vagebonderend door de straten van Amsterdam.
  • Jij bent vagebonderend in verschillende landen geweest.
  • Hij heeft vagebonderend op festivals doorgebracht.
  • Wij hebben vagebonderend in tropische paradijzen verbleven.
  • Zij zijn vagebonderend over de wereld gereisd.