vastkleven

Conjugations List of Vastkleven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkleef vastkleefde vastheb vastgekleefd
jij, je, ukleeft vastkleefde vasthebt vastgekleefd
hij, zij, hetkleeft vastkleefde vastheeft vastgekleefd
wijkleven vastkleefden vasthebben vastgekleefd
julliekleven vastkleefden vasthebben vastgekleefd
zij, zekleven vastkleefden vasthebben vastgekleefd

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastkleven with some of the pronouns.

  • Ik kleef vast aan mijn principes.
  • Jij kleeft vast aan je telefoon.
  • Hij/Zij/Het kleeft vast aan zijn/haar gewoonten.
  • Wij kleven vast aan onze tradities.
  • Jullie kleven vast aan jullie mening.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastkleven with some of the pronouns.

  • Ik kleefde vast aan mijn oude gewoonten.
  • Jij kleefde vast aan je vorige werkplek.
  • Hij/Zij/Het kleefde vast aan zijn/haar jeugdherinneringen.
  • Wij kleefden vast aan onze oude overtuigingen.
  • Jullie kleefden vast aan jullie routine.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastkleven with some of the pronouns.

  • Ik heb vastgekleefd aan mijn doelstellingen.
  • Jij hebt vastgekleefd aan je beloften.
  • Hij/Zij/Het heeft vastgekleefd aan zijn/haar plan.
  • Wij hebben vastgekleefd aan onze afspraken.
  • Jullie hebben vastgekleefd aan jullie voornemens.