veraangenamen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veraangenaam | veraangenaamde | heb veraangenaamd |
jij, je, u | veraangenaamt | veraangenaamde | hebt veraangenaamd |
hij, zij, het | veraangenaamt | veraangenaamde | heeft veraangenaamd |
wij | veraangenamen | veraangenaamden | hebben veraangenaamd |
jullie | veraangenamen | veraangenaamden | hebben veraangenaamd |
zij, ze | veraangenamen | veraangenaamden | hebben veraangenaamd |
PresensBeta
Example presens sentences for Veraangenamen with some of the pronouns.
- Ik veraangenaam de sfeer in de klas.
- Jij veraangenaamt het verblijf hier met je vriendelijke glimlach.
- Hij/zij/het veraangenaamt zijn/haar dag met een kopje thee.
- Wij veraangenamen de avond met muziek en dans.
- Jullie veraangenamen de omgeving met jullie mooie tuin.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Veraangenamen with some of the pronouns.
- Ik veraangenaamde de sfeer in de klas.
- Jij veraangenaamde het verblijf hier met je vriendelijke glimlach.
- Hij/zij/het veraangenaamde zijn/haar dag met een kopje thee.
- Wij veraangenaamden de avond met muziek en dans.
- Jullie veraangenaamden de omgeving met jullie mooie tuin.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Veraangenamen with some of the pronouns.
- Ik heb de sfeer in de klas veraangenaamd.
- Jij hebt het verblijf hier met je vriendelijke glimlach veraangenaamd.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar dag met een kopje thee veraangenaamd.
- Wij hebben de avond met muziek en dans veraangenaamd.
- Jullie hebben de omgeving met jullie mooie tuin veraangenaamd.