verdrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verdrijf | verdreef | heb verdreven |
jij, je, u | verdrijft | verdreef | hebt verdreven |
hij, zij, het | verdrijft | verdreef | heeft verdreven |
wij | verdrijven | verdreven | hebben verdreven |
jullie | verdrijven | verdreven | hebben verdreven |
zij, ze | verdrijven | verdreven | hebben verdreven |
PresensBeta
Example presens sentences for Verdrijven with some of the pronouns.
- Ik verdrijf de tijd door te lezen.
- Jij verdrijft je zorgen met muziek.
- Hij verdrijft de vijand uit het land.
- Wij verdrijven de verveling door spelletjes te spelen.
- Zij verdrijven de kou met warme chocolademelk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verdrijven with some of the pronouns.
- Vroeger verdreef ik mijn eenzaamheid met boeken.
- Toen verdreven we onze zorgen met grapjes.
- Hij verdreef alle negativiteit uit zijn leven.
- Wij verdreven de regenachtige dag met films kijken.
- Zij verdreven hun vermoeidheid met een kopje koffie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verdrijven with some of the pronouns.
- Ik heb de angst verdreven.
- Jij hebt de twijfel verdreven.
- Hij heeft de duisternis verdreven.
- Wij hebben de negatieve gedachten verdreven.
- Zij hebben de stress verdreven.