vergelen

Conjugations List of Vergelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvergeelvergeeldeben vergeeld
jij, je, uvergeeltvergeeldebent vergeeld
hij, zij, hetvergeeltvergeeldeis vergeeld
wijvergelenvergeeldenzijn vergeeld
jullievergelenvergeeldenzijn vergeeld
zij, zevergelenvergeeldenzijn vergeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Vergelen with some of the pronouns.

  • Ik vergelijg elke dag de prijzen.
  • Jij vergelijkt appels met peren.
  • Hij vergelijkt verschillende merken voordat hij een keuze maakt.
  • Wij vergelijken de resultaten van vorig jaar met dit jaar.
  • Zij vergelijken de kwaliteit van verschillende producten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vergelen with some of the pronouns.

  • Vroeger vergeleek ik altijd de prijzen voordat ik iets kocht.
  • Als kind vergeleek jij graag appels met peren, zelfs al wist je dat het niet hetzelfde was.
  • Hij vergeleek vaak verschillende merken voordat hij een beslissing nam.
  • Wij vergeleken regelmatig de resultaten van vorig jaar met dit jaar om trends te identificeren.
  • Zij vergeleken de kwaliteit van verschillende producten en maakten een weloverwogen keuze.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vergelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de prijzen vergeleken voordat ik iets kocht.
  • Jij hebt appels met peren vergeleken en ontdekte dat ze anders smaken.
  • Hij heeft verschillende merken vergeleken om de beste te vinden.
  • Wij hebben de resultaten van vorig jaar met dit jaar vergeleken en zagen een verbetering.
  • Zij hebben de kwaliteit van verschillende producten vergeleken en kozen de beste.