verhelderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verhelder | verhelderde | heb verhelderd |
jij, je, u | verheldert | verhelderde | hebt verhelderd |
hij, zij, het | verheldert | verhelderde | heeft verhelderd |
wij | verhelderen | verhelderden | hebben verhelderd |
jullie | verhelderen | verhelderden | hebben verhelderd |
zij, ze | verhelderen | verhelderden | hebben verhelderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verhelderen with some of the pronouns.
- Ik verhelder de situatie voor mijn leerlingen.
- Jij verheldert je standpunt tijdens het debat.
- Hij verheldert de instructies voor de groep.
- Zij verhelderen de verwarring met hun uitleg.
- Wij verhelderen de details van het plan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verhelderen with some of the pronouns.
- Vroeger verhelderde ik de situatie voor mijn leerlingen.
- Jij verhelderde je standpunt altijd tijdens het debat.
- Hij verhelderde de instructies voor de groep regelmatig.
- Zij verhelderden de verwarring met hun uitleg elke keer.
- Wij verhelderden altijd de details van het plan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verhelderen with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie verhelderd voor mijn leerlingen.
- Jij hebt je standpunt verhelderd tijdens het debat.
- Hij heeft de instructies verhelderd voor de groep.
- Zij hebben de verwarring verhelderd met hun uitleg.
- Wij hebben de details van het plan verhelderd.