verinnigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verinnig | verinnigde | heb verinnigd |
jij, je, u | verinnigt | verinnigde | hebt verinnigd |
hij, zij, het | verinnigt | verinnigde | heeft verinnigd |
wij | verinnigen | verinnigden | hebben verinnigd |
jullie | verinnigen | verinnigden | hebben verinnigd |
zij, ze | verinnigen | verinnigden | hebben verinnigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verinnigen with some of the pronouns.
- Ik verinnig.
- Jij verinnigt.
- Hij/Zij/Het verinnigt.
- Wij verinnigen.
- Jullie verinnigen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verinnigen with some of the pronouns.
- Ik verinnigde.
- Jij verinnigde.
- Hij/Zij/Het verinnigde.
- Wij verinnigden.
- Jullie verinnigden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verinnigen with some of the pronouns.
- Ik heb verinnigd.
- Jij hebt verinnigd.
- Hij/Zij/Het heeft verinnigd.
- Wij hebben verinnigd.
- Jullie hebben verinnigd.