verkrommen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkrom | verkromde | ben verkromd |
jij, je, u | verkromt | verkromde | bent verkromd |
hij, zij, het | verkromt | verkromde | is verkromd |
wij | verkrommen | verkromden | zijn verkromd |
jullie | verkrommen | verkromden | zijn verkromd |
zij, ze | verkrommen | verkromden | zijn verkromd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verkrommen with some of the pronouns.
- Ik verkrom, jij verkromt, hij/zij verkromt.
- Wij verkrommen, jullie verkrommen, zij verkrommen.
- De takken van de boom verkrommen door de sterke wind.
- Als je te lang in dezelfde houding zit, kan je rug verkrommen.
- Hoe verkromt het metaal bij verhitting?
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verkrommen with some of the pronouns.
- Ik verkromde, jij verkromde, hij/zij verkromde.
- Wij verkromden, jullie verkromden, zij verkromden.
- Vroeger verkromde ik mijn tenen als ik in een te kleine schoen zat.
- Toen we jong waren, verkromden we vaak onze gezichten om te lachen.
- De oude houten stoel verkromde langzaam na verloop van tijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verkrommen with some of the pronouns.
- Ik heb verkromd, jij hebt verkromd, hij/zij heeft verkromd.
- Wij hebben verkromd, jullie hebben verkromd, zij hebben verkromd.
- De oude brug is verkromd door de jarenlange belasting.
- Heb je ooit je vingers verkromd tijdens het sporten?
- Het aluminium is verkromd toen het werd gebogen.