verpieteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verpieter | verpieterde | ben verpieterd |
jij, je, u | verpietert | verpieterde | bent verpieterd |
hij, zij, het | verpietert | verpieterde | is verpieterd |
wij | verpieteren | verpieterden | zijn verpieterd |
jullie | verpieteren | verpieterden | zijn verpieterd |
zij, ze | verpieteren | verpieterden | zijn verpieterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verpieteren with some of the pronouns.
- Ik verpieter
- Jij verpietert
- Hij/Zij/Het verpietert
- Wij verpieteren
- Jullie verpieteren
- Zij verpieteren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verpieteren with some of the pronouns.
- Ik verpieterde
- Jij verpieterde
- Hij/Zij/Het verpieterde
- Wij verpieterden
- Jullie verpieterden
- Zij verpieterden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verpieteren with some of the pronouns.
- Ik ben verpieterd
- Jij bent verpieterd
- Hij/Zij/Het is verpieterd
- Wij zijn verpieterd
- Jullie zijn verpieterd
- Zij zijn verpieterd