verpraten

Conjugations List of Verpraten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverpraatverpraatteheb verpraat
jij, je, uverpraatverpraattehebt verpraat
hij, zij, hetverpraatverpraatteheeft verpraat
wijverpratenverpraattenhebben verpraat
jullieverpratenverpraattenhebben verpraat
zij, zeverpratenverpraattenhebben verpraat

Presens

Example presens sentences for Verpraten with some of the pronouns.

  • Ik verpraat de tijd als ik teveel op sociale media zit.
  • Jij verpraat je kansen als je niet serieus studeert.
  • Hij verpraat zijn geld aan onnodige aankopen.
  • Zij verpraten hun energie aan nutteloze discussies.
  • Wij verpraten onze mogelijkheden door gebrek aan motivatie.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Verpraten with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, verpraatte ik vaak mijn zakgeld.
  • Vroeger verpratte jij altijd je tijd met nutteloze activiteiten.
  • Hij verpratte zijn kansen keer op keer door dezelfde fouten te maken.
  • Zij verpratten al het harde werk dat ze hadden gedaan.
  • Wij verpratten onze vakantiedagen door ziek te worden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Verpraten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn geheim verpraten aan mijn beste vriendin.
  • Jij hebt je belofte verpraten door niet op tijd te komen.
  • Hij heeft zijn kans verpraten door te veel risico te nemen.
  • Zij heeft haar reputatie verpraten met haar gedrag.
  • Wij hebben onze voorsprong verpraten door slecht te verdedigen.