vitamineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vitamineer | vitamineerde | heb gevitamineerd |
jij, je, u | vitamineert | vitamineerde | hebt gevitamineerd |
hij, zij, het | vitamineert | vitamineerde | heeft gevitamineerd |
wij | vitamineren | vitamineerden | hebben gevitamineerd |
jullie | vitamineren | vitamineerden | hebben gevitamineerd |
zij, ze | vitamineren | vitamineerden | hebben gevitamineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vitamineren with some of the pronouns.
- Ik vitamin eer mijn eten dagelijks.
- Jij vitamin eert je lichaam goed door gezond te eten.
- Hij vitamin eert zijn dieet met extra supplementen.
- Wij vitamin eren onze smoothies voor een energieboost in de ochtend.
- Zij vitamin eren hun voeding met verse groenten en fruit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vitamineren with some of the pronouns.
- Ik vitamin eerde mijn eten vroeger niet zo vaak.
- Jij vitamin eerde je lichaam minder goed toen je jonger was.
- Hij vitamin eerde zijn dieet niet altijd met extra supplementen.
- Wij vitamin eerden onze smoothies niet regelmatig in het verleden.
- Zij vitamin eerden hun voeding niet voldoende met verse groenten en fruit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vitamineren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn eten gevitamineerd.
- Jij hebt je lichaam goed gevitamineerd door gezond te eten.
- Hij heeft zijn dieet met extra supplementen gevitamineerd.
- Wij hebben onze smoothies gevitamineerd voor een energieboost in de ochtend.
- Zij hebben hun voeding met verse groenten en fruit gevitamineerd.