voortbewegen

Conjugations List of Voortbewegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeweeg voortbewoog voortheb voortbewogen
jij, je, ubeweegt voortbewoog voorthebt voortbewogen
hij, zij, hetbeweegt voortbewoog voortheeft voortbewogen
wijbewegen voortbewogen voorthebben voortbewogen
julliebewegen voortbewogen voorthebben voortbewogen
zij, zebewegen voortbewogen voorthebben voortbewogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Voortbewegen with some of the pronouns.

  • Ik beweeg me voort met de fiets.
  • Hij beweegt zich voort door het park.
  • Zij beweegt zich voort op skeelers.
  • Wij bewegen ons voort in een rustig tempo.
  • Jullie bewegen je voort langs de kustlijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voortbewegen with some of the pronouns.

  • Ik bewoog me voort met de fiets.
  • Hij bewoog zich voort door het park.
  • Zij bewoog zich voort op skeelers.
  • Wij bewogen ons voort in een rustig tempo.
  • Jullie bewogen je voort langs de kustlijn.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voortbewegen with some of the pronouns.

  • Ik heb me voortbewogen met de fiets.
  • Hij heeft zich voortbewogen door het park.
  • Zij heeft zich voortbewogen op skeelers.
  • Wij hebben ons voortbewogen in een rustig tempo.
  • Jullie hebben je voortbewogen langs de kustlijn.